Zaterdag lees je op FORMULE1.nl nog een interview met Mol, dan over hoe zijn rol als commentator is veranderd sinds zijn Formule 1-debuut in 1991. “Onze sport heeft zoveel uitleg nodig.” Je eerste Grand Prix als commentator was Monaco 1991. Had je toen ooit gedacht de 500 te halen?
Mol: “Nee, daar ben je dan helemaal niet mee bezig. Ik had toen nog vijf dagen in de week een baan bij Veronica en, later, Bob de Jong Producties. Ik vloog destijds vrijdagmiddag naar een Grand Prix. Toen hoefde je niks te maken, je had geen camera, niks. Je was er alleen maar. Maar je denkt dan niet aan aantallen. Je denkt alleen: ‘vet!'” “Maar, het is heel bijzonder. En dat het zoveel is, landde eigenlijk pas dit jaar in China toen de 1000e Grand Prix gevierd werd. Toen dacht ik: ‘Fuck!’ Natuurlijk waren er vroeger kampioenschappen met 8 of 10 races, later 16. Tegenwoordig is het 21, dus de teller gaat harder. Maar de 1000 ga ik niet aantikken, hoor.” Dat is stellig.
“Ik zie het niet gebeuren dat ik hier Murray Walker-achtig de paddock op kom en afwandel.” (Walker was tot zijn 78ste commentator voor de BBC. Mol is momenteel 57, red.) Dat wil je voor zijn?
“Als het goed is wel, natuurlijk. Je hebt tig voetbalcommentatoren, en zelfs tig die het Nederlands Elftal doen, maar het is niet zo dat je tig Formule 1-commentatoren hebt in Nederland. Ik heb ook best wel een plannetje in mijn hoofd dat we – dan heb ik het over Ziggo Sport – uiteindelijk iemand moeten vinden waarvan ik denk dat ie eerst Formule 2 en Formule 3 gaat doen, en dan Formule 2 en Formule 3 vanaf de circuits. Zo kan zo iemand ervaren hoe het is hier te werken, de dagen die we maken… Je kan niet zomaar van iemand verwachten dat ie er induikt met: ‘dat ga ik wel even doen, ik duik er wel even een jaartje in’. Want als ze de boel niet op de rit hebben, kun je na een jaar weer zoeken.”
In mijn hoofd ben ik nog 27Heb je een tijdlijn in gedachten?
“Nee. Voor mijn gevoel houdt dit werk je ook jong. Althans, dat roept mijn hoofd. In mijn hoofd ben ik nog 27, al roept mijn lijf af en toe wat anders! De nieuwsgierigheid die ik heb, is voor mij de basis. Er zijn periodes geweest dat mensen zeiden: ‘ja maar die dominantie van die Schumacher…’ Maar ja, dan wordt die periode erna dus interessant. Wie wordt de Schumacher na Schumacher? Nu is de vraag: wie gaat voor het eerst echt die Mercedes-dominantie aanpakken? Dat is geen vraagstuk voor de twee volgende races, maar de volgende twee jaar. En een vraag waar ik nu al mee zit.” Over de nummers nog: 500, maar niet alle 500 vanaf circuit, toch?
“Het makkelijkste is: ik kruip voor de 500e keer achter de microfoon om live een Formule 1-wedstrijd te verslaan. Ik heb ze niet allemaal vanaf circuit gedaan. Eind 2009 heb ik twee races vanuit Hilversum gedaan omdat mijn vrouw ernstig ziek was. Toen kwamen ze er daar achter: dat gaat prima. Dus toen heb ik drie jaar lang vanuit Hilversum commentaar gedaan. Dus: voor de 500e keer live een Grand Prix verslaan is het nu, met het aantal vanaf locatie dat ook dik boven de 400 ligt.” Zit er een race tussen waarvan je denkt: toen deed ik alles goed?
“Ja. Ik heb wel eens geroepen: als er een wereldkampioenschap commentaar geven was, dan was dat de Grand Prix van Hongarije die Daniel Ricciardo won, in 2014. Volgens mij heb ik of 18 of 23 ronden voor het einde al geroepen dat Ricciardo zou winnen. Die had een pace… Op het eind moest ie Alonso inhalen. ‘Hij remt diep in, Alonso maakt zich breed met z’n Ferrari’, dat soort werk. Maar in die wedstrijd zaten dingen waarvan ik zeg: als je die laatste 20 rondjes pakt met alles wat ik roep vóór het gebeurt… Maar dat is meer voor mezelf dan, hè.” En welke Grand Prix is je het meest bijgebleven?
“Wat nog altijd een heel heftig weekend was, is Imola 1994. Dat is toch weer het verhaal van al het slechte komt in drieën. Dat begon met die crash van Barrichello vrijdag, daarna zaterdag het dodelijke ongeluk van Ratzenberger en zondag Senna er achteraan.”
Dit, blijkt, dit is mijn levenHeb je ook een mooi moment waarvan je denkt: al doe ik er toch nog 500, dát vergeet ik nooit meer?
“Wat heel diep van binnen kwam, en dat was niets meer of minder dan letterlijk de waarheid, is wat ik zei toen Max won in Spanje. Dat heeft me toch wel het meest geraakt. ‘Jaren zit je naar dingen te kijken…’, dat was echt mijn diepste gevoel. Wat ik feitelijk tegen mijzelf zei: ‘kijk jezelf nou zitten, man. Jaren zit je naar dingen te kijken en te roepen, maar je lult niet meer’. Ik had echt nooit verwacht dat het zou gebeuren, dat ie z’n eerste race voor Red Bull zou winnen.” “Alle andere dingen zijn gewoon dingen tussen mensen die je hier kent en die ook hun shit meemaken. Journalisten die ziek worden en gelukkig weer terugkomen in die perskamer. Je bent uiteindelijk zo vaak met die mensen die ál die wedstrijden doen…” Ondanks dat je 500e race nadert, kijk je volgens mij nog wel vooruit, denk je niet dat vroeger alles beter was.
Lacht: “Precies! Ik wil weten wie in 2021, met het nieuwe reglement, het gaat halen. Dat is waar ik naar kijk. Al het andere zit in mijn rugzakje. Dat zijn dingen van buiten de baan. Huiselijke dingen. Maar daar moet je ook gewoon overheen. Want dit, blijkt, dit is mijn leven. En je kan en moet niet alleen maar denken: ‘hier ben ik goed in en ik kan heel veel goed’. Er zijn best mensen die me leuk vinden, maar er zijn er ook best een hoop die het helemaal niet leuk vinden. Maar jammer dan. Er is er maar één die het doet, en dat ben ik toevallig. En ik doe het nu 29 jaar.” Zaterdag lees je op FORMULE1.nl een interview met Mol over hoe zijn rol als commentator is veranderd sinds zijn Formule 1-debuut in 1991. “Onze sport heeft zoveel uitleg nodig.”