Max Verstappen heeft in aanloop naar de Grand Prix van Brazilië nog maar eens uitgelegd waarom hij geen fan is van sprintraces. Komend weekend wacht in São Paulo de derde (en laatste) sprintrace van het jaar.
Het idee van een raceweekend werd vorig seizoen geïntroduceerd. In plaats van twee vrije trainingen op vrijdag, een derde trainingssessie en kwalificatie op zaterdag, gevolgd door de race op zondag, werd tijdens drie Grands Prix geëxperimenteerd met één training en kwalificatie op vrijdag, een tweede training en korte (sprint)race op zaterdag en de echte Grand Prix op zondag. Het format bleek te werken en werd dit jaar opnieuw tijdens drie races (Emilia-Romagna, Oostenrijk en dus komend weekend Brazilië) op de agenda gezet. Volgend seizoen moeten er zelfs zes sprintraces volgen.
Zoals bekend heeft Max Verstappen weinig op met het alternatieve programma. “In een sprintraceweekend heb ik nooit het gevoel veel risico’s te kunnen nemen, je doet toch een beetje voorzichtig aan”, zei de Nederlander in de persconferentie voorafgaand aan de een-na-laatste race van het seizoen. “Ik heb niet echt het idee dat we aan het racen zijn. We krijgen maar een handvol punten. Je weet dat je niet echt iets kan riskeren omdat de echte punten pas in de hoofdrace worden vergeven.”
Lees ook: Tijdschema GP Brazilië: Laatste sprintrace van het seizoen
“Je hoeft ook geen pitstop te maken en dus je neem je een set banden waarmee je de race kunt uitrijden”, vervolgde Verstappen. “Misschien dat het racen met deze auto’s iets beter is, maar in het algemeen zie je ook niet veel inhaalmogelijkheden, tenzij er iemand echt uit positie zit. Dus, ik zie er de lol niet van in. Maar iedereen mag zijn eigen mening hebben natuurlijk.”
Het enige aspect dat Verstappen wel leuk vindt aan het sprintraceformat is de kwalificatie op vrijdag. “Je hebt maar één vrije training en daarna volgt direct de kwalificatie. Dat vind ik prima want dat betekent voor iedereen dat er minder geoefend kan worden en dat je de set-up van de auto in één keer goed hebben. Dat is oké.”