Onlangs moest ik naar de dokter. De precieze reden van mijn bezoek laat ik in het midden, laten we het erop houden dat het iets te maken had met een opdringerig insect en een verontrustend gebrek aan eetlust dat zich kort daarna aandiende.De spreekkamer van mijn huisarts is in de loop van de kleine dertig jaar dat ik mijn infrequente bezoeken pleeg, vrijwel onveranderd gebleven. Een ets van M.C. Escher aan de muur, een vaalblauwe presse-papier op het bureau en een verrijdbare gereedschapswagen met daaraan een grote schare apparaten waarvoor mijn angst sinds mijn kinderjaren nauwelijks is afgenomen.

Op de achterkant van een nonchalant rondslingerend bierviltje krabbelde hij in een voor buitenstaanders onleesbaar hierogliefenschrift een recept voor wat later een flinke voorraad antibiotica bleek. ,,Wat er ook in je zit, dit draait het de nek wel om”, verzekerde hij mij met de vertrouwwekkende blik van een ervaren huisarts.

Ik keek eens goed naar hem, zoals ik al zovaak gedaan had. Als kind had ik de onfeilbare neiging uit lage tot middelhoge bomen te vallen, waarbij mijn val meer dan eens werd gebroken door een stuk prikkeldraad of een roestig paaltje. Mijn verwoede pogingen om met mijn crossfiets over een kartonnen doos, en bij succes achtereenvolgens over mijn vaders stalen gereedschapskist en twee achter elkaar gelegde autobanden te springen, werden eveneens vaak bekroond met een bezoek aan voornoemde huisarts. Die toen ook al grijs was, en geruite overhemden droeg.

Zo hoort een dokter eruit te zien, dacht ik. Al ken ik er eigenlijk maar eentje: mijn eigen dokter. Alhoewel: onlangs sprak ik met Mario Theissen, teambaas van BMW. Die is ook dokter. Zo wordt hij althans steeds genoemd: Doktor Mario Theissen. Zou best kunnen: die bril, de snor. Ik zie Theissen wel met een stethoscoop om zijn nek in het oor van Nick Heidfeld turen. ,,Hoelang doet het al zeer, Nick?” En dat Theissen daarna in een eenvoudige BMW naar zijn volgende patient rijdt.

Theissen is niet de enige doktor in de Formule 1-paddock. Gary Hartstein is er ook een, en dat is een echte dokter. Eentje met een dokterstas, bedoel ik. Weliswaar is Hartstein een dokter die op donderdagmiddag anderhalf uur lang met zijn Mercedes oefenrondjes over allerlei Formule 1-circuits racet, maar achterin zijn auto heeft hij wel een medische uitrusting waar menig rode kruis-post een jaar voor moet collecteren. Hartstein met een witte jas op de eerste hulp: het zou zo kunnen.

En dan is er Vijay Mallya, de glimmende koning van Force India. ,,Mijn land heeft meer dan een miljard inwoners”, zegt hij vaak. Dat bijna dertig procent daarvan onder de armoedegrens leeft, zegt hij er nooit bij. Niet dat hij daar iets aan kan doen, trouwens. Of hij moet al zijn geld weggeven, dan wordt het misschien 29 procent. Als iemand van ‘zijn volk’ ziek is, bijvoorbeeld een van die miljoenen mensen die geen schoon drinkwater hebben, kan hij ze niet helpen. Hoewel hij toch dokter is: bij de persconferenties wordt hij aangekondigd als ‘Doktor Vijay Mallya’.

In het immense motorhome van Force India kijk ik nog eens goed. Zou Mallya in een donkerblauwe Volvo over straat kunnen? Zo een met hoedenplank waar ook daadwerkelijk een hoed op ligt? Of in de winter een grijze coltrui onder zijn lange regenjas dragen? Dacht het niet.