Al maandenlang word ik bestookt met e-mails van de perschef van Spa-Francorchamps. Deze meneer Willems, want zo heet hij, hield de verbouwing van zijn circuit nauwgezet in de gaten. Er ging geen schep de grond in of hij was erbij. Dat weet ik, want zijn mails bevatten steeds zoveel foto’s dat ik a het openen ervan rustig boodschappen kon gaan doen voordat ik de vooruitgang van Spa op mijn computerscherm kon bewonderen.Daarom ging ik er vandaag maar eens naartoe. Er werd getest op Spa en het leek me ook een mooie gelegenheid om het vernieuwde pitcomplex te bekijken. Dan weet ik straks in het tweede weekend van september tenminste waar ik naartoe moet.

Er waren er meer op dat idee gekomen, want het hele dorp Francorchamps puilde uit van de racefans. Voor vijftien euro kon je de hele dag Formule 1 in actie zien. Kom daar maar eens om bij een Grand Prix-weekend. Dan mag je blij zijn als je voor dat geld een broodje hamburger kunt krijgen. Maar dit uiteraard geheel terzijde.

Ter plaatse bleek de organisatie nog niet helemaal klaar voor de massale toestroom van fans. Bij de hoofdingang brak een relletje uit toen de loketten ineens dichtgingen omdat er volgens de man in het hokje geen kaarten meer waren. Dat iedereen vooraf al een kaartje had gekocht en die dus ook op zak had maakte kennelijk niet uit. De boel ging op slot. Gelukkig gebeurde het achter mijn rug, anders had ik misschien ook met behulp van een omgevallen boom over een hek moeten klimmen. Het begon ook nog te regenen. Arme mensen, dacht ik nog. Komen ze een keer naar de Formule 1, staan ze de hele dag in de blubber zeiknat te worden.

Bij aankomst in de paddock bleek het perscentrum niet alleen vernieuwd, maar zelfs helemaal verplaatst. Alleen, de dienstdoende bewaker wist niet waarheen. Hij maakte een vaag gebaar de heuvel op, richting Radillion. De enige plek waarvan ik vrij zeker wist dat het perscentrum er niét was. Ik besloot zelf maar op onderzoek uit te gaan. Via een betonnen parkeerkelder vol losse elektriciteitskabels kwam ik uit bij een lift. Die deed het wel, maar er was geen licht, wat ik helaas pas opmerkte toen de deuren dichtgingen en ik in het aardedonker stond. Een, twee of drie verdiepingen verder (verticale verplaatsing, altijd lastig in te schatten) stond ik in een lange gang, met om de twee meter een rode deur.

Na elf toiletten, drie bezemkasten, zeven onduidelijke lege kamers, een ketelhok en twee bergruimtes klonk er rumoer vanachter de laatste deur. U raadt het al: de perskamer. Minstens drie keer zo groot als de oude, die boven de pitboxen net na La Source gelegen was. Van daaruit keek je midden op Eau Rouge. Het ding tochtte een beetje en als er een motor gestart werd, of een paar, of twintig, dan was telefoneren of een normaal gesprek voeren uitgesloten. Maar je zag tenminste wat. En horen deed je het ook, nou en of!

Het nieuwe perscentrum bevindt zich midden op de paddock. Er is een raam dat uitkijkt op, tja… de Ardennen. Van het circuit zie je niks. De lange rijen beeldschermen stonden op zwart. De circuitspeaker kwam niet door het geluidsdichte muren heen. Rondetijden waren niet te vinden. Een Belgische collega kon zijn lachen nauwelijks inhouden toen hij vertelde dat de televisiebeelden worden uitgezonden op een afwijkend formaat, zodat de schermen maar de helft van het beeld weergeven. En dat de blinde achterwand van de perskamer grenst aan start/finish en de nieuwe pitstraat. Waar je dus geen klap van ziet. Hier had meneer Willems dan weer geen foto’s van gestuurd.

Weer dacht ik aan de duizenden fans die op deze testdag waren afgekomen. Zeiknat waren ze, en de meeste stonden in de blubber. Maar ze zagen in elk geval af en toe een auto voorbijkomen. Mijn Belgische collega proestte het uit. ,,Ik heb een regenjas bij me. Jij ook? Dan gaan we in Eau Rouge zitten.”

Mischa Bijenhof