Voor we naar Monza vertrokken vermoedde ik al dat het dit weekend vooral over Spyker zou gaan. Daarin kreeg ik al snel gelijk. En nee, er staat geen tikfout in de kop van dit verhaal.

Een vroege vlucht naar Italië heeft als nadeel dat je weinig uitgeslapen aan het weekend begint, maar als voordeel dat je donderdag al op tijd op het circuit bent. Tijd zat dus om eens een rondje langs over het circuit te lopen. Want na al dat gezeur over nieuw asfalt en hoge kerbstones wilde ik zelf ook weleens zien hoe het Autodromo er bijlag. Op pad dus.

En het moet gezegd: Monza lag er die donderdagmorgen mooi bij. Her en der werden de reclameborden opgepoetst, de kerbstones kregen een laatste likje verf, de oude kombaan was nog verweerder dan het jaar ervoor.

Ook het nieuwe wegdek lag er mooi bij. Als je erover wandelt is het moeilijk voor te stellen dat de coureurs klagen over hobbels, maar dat zal anders zijn als je er met driehonderd plus overheen scheurt in een auto met het comfort van een hooiwagen. Bovendien: aan het wegdek was duidelijk te zien waar de houten plank onder de auto de weg raakt en echt lekker zal dat niet voelen, denk ik zo.

Ik kwam aan bij de laatste chicane, waar de oude kombaan als een viaduct het huidige parcours overspant. Even de veters strikken. Want een Formule 1-coureur die daar de baan uitvliegt mag dan spectaculair zijn, een verslaggever die vlak voor de chicane (vierde versnelling, 230 kilometer per uur) op zijn smoel gaat; dat lijkt gewoon stom. Mijn oog viel op iets glimmends. Daar, precies op de ideale lijn, lag een roestige spijker. En niet zomaar een spijker maar een behoorlijke joekel. Zo een die je gebruikt om een blokhut mee in elkaar te zetten, of zoiets (het circuit van Monza ligt in een bos, mensen. Dan kom je op zulke ideeën).

Ik keek om me heen. Iets verderop was een man bezig een reclamebord vast te zetten aan een houten stellage. Zou hij…? Ik besloot de spijker maar een flink eind over de vangrail het bos in te smijten. Hopelijk liggen er niet meer, dacht ik nog. Je zal er overheen rijden.

Twee dagen later rijdt Sakon Yamamoto vlak voor mijn neus het rechte stuk op als plotseling zijn achterband uit elkaar spat. De slierten rubber vliegen door de lucht als serpentines uit zo’n trekbommetje die je weleens op slechte feestjes in je handen gedrukt krijgt. Tien minuten later komt Fernando Alonso met een kreupele Renault de pits binnen: lekke band. Gelukkig loopt het allemaal goed af. Had ik het misschien toch even moet zeggen, van die spijker?

Mischa Bijenhof

(de auteur kan niet aansprakelijk worden gesteld voor eventuele verdere lekke banden gedurende dit weekend)