Voor het Grand Prix-weekend begon, hadden we twee dagen de tijd om in São Paulo de toerist uit te hangen. Er schoten me geen toeristische trekpleisters te binnen. Het enige wat ik wilde doen is het graf van Ayrton Senna bezoeken.Ergens wel gek. Ik heb Senna nooit gekend. Ik maakte mijn debuut als Formule 1-journalist in 2001 en toen was de Braziliaan al enkele jaren niet meer onder ons. Zelf ben ik de sport pas sinds ’94 gaan volgen. Het Jos Verstappen-effect, inderdaad. Daarvoor had ik mijn vader wel eens gezelschap gehouden op de bank en Senna dus zien rijden, maar het besef hoe uitzonderlijk goed hij was, kwam eigenlijk pas later. Door het lezen van boeken over zijn leven, het zien van DVD’s en het praten met mensen die hem gekend hebben.

En dan sta je dan plotseling bij het graf van de grote meester. Cémenterio do Morumbi is mooi gelegen op een heuvel aan de rand van de stad. In het midden van het terrein, ligt een rond grasveld met op de top ervan een boom. Daaronder ligt het graf van Senna. Zijn koperen gedenktegel is mooi vanwege zijn eenvoud. Het is dezelfde als die van zijn buurman en elk ander persoon die op het kerkhof zijn laatste rustplaats heeft gevonden. Hier wordt na zijn dood in ieder geval niemand meer overschaduwd.

Mijn gedachten dwalen af naar Père- Lachaise, het kerkhof in Parijs waar beroemdheden als Jim Morrison en Oscar Wilde liggen begraven. Het graf van de Doors-zanger is een bedevaartsoord, waar naar gelieven gelijktijdig gerouwd en geblowd wordt. De omliggende graven zijn daarvan het slachtoffer en worden min of meer gebruikt als vuilstort.

Naast Senna ligt aan elke zijde een man begraven: rechts Flavio Pereira Lalli en links Marcelo de Araujo Contier. Hun graven liggen er weliswaar verlaten bij, maar hier is gelukkig geen spoor van vernieling. Senna’s rustplaats is opgesierd met bloemen en planten. Het is duidelijk dat veel mensen de Grand Prix aangrijpen om hun held te herdenken en een bezoekje te brengen. In een kerstster hangt een geplastificeerd Duits briefje: ‘Wir sollen ihr nicht vergessen’.

En ik? Ik knik instemmend.