Daags na iedere Grand Prix deelt coureur Jeroen Bleekemolen in een column voor Formule1.nl zijn bevindingen over het voorbije raceweekend. Wie of wat viel hem op, wat ging er goed of fout en wat moet er anders? Ditmaal: over de nieuwe invulling van sprintrace-weekenden.
‘Het lukt door eigen raceverplichtingen niet altijd om alles van een heel Formule 1-weekend te zien naast de wedstrijd. Maar van de Grand Prix van Azerbeidzjan heb ik elke minuut kunnen zien – dat is soms het handige aan een jetlag en niet kunnen slapen. Dus ik kon alles volgen en ik moet zeggen: ik heb van het nieuwe format genoten.
Laten we eerlijk zijn: als kijker is er niet veel aan een normale training. Je kunt er natuurlijk wel wat info uit halen, maar uiteindelijk weet je nooit met hoeveel brandstof iemand bijvoorbeeld rijdt. Dat je dus nu twee keer een kwalificatie kunt zien en twee keer een race, dat voegt als kijker echt wel wat toe. Je krijgt spektakel. Dat is leuk.
De zaterdag is een volledige racedag geworden met eerst die Sprint Shootout en dan de sprintrace. Goed dat ze dat hebben ingevoerd, zo’n kwalificatie voorafgaand aan de sprintrace. Anders heb je een tweede vrije training waar je helemáál niet of nauwelijks wat aan hebt. Houden zo dus. Kortere sessies, er gebeurde van alles en er staat wat op het spel. Dat merkte je en dat zag je.
Dat de gewone kwalificatie op vrijdagen plaatsvindt bij sprintraces, blijft er bovendien voor zorgen dat er voor de kijker ook op die dag wat extra’s is. Ook prima. Daarnaast kun je als coureur in deze opzet in de sprintrace gerust wat meer wagen. Gaat er eens iets mis nadat je risico hebt genomen, dan heeft dat niet meteen grote gevolgen voor de race op zondag.
Maar – want die is er ook – het brengt me wel op een ander punt. Want eerlijk is eerlijk: ik snap als coureur wel dat het voor een rijder en zelfs ook de teams toch wel anders kan zijn. Voor kijkers is het spectaculairder, leuker. Maar als coureur en als team heb je ineens minder tijd, bijna geen tijd zelfs, om je auto goed af te stellen. Die ene training die er nog is, is weinig. Dat is de andere kant van het verhaal.
En dus snap ik de kritiek van Max Verstappen wel. Dat hij het over gokken heeft, bijvoorbeeld. Want dat klopt: je hebt beperkte tijd en je moet een kant opgaan met je afstelling. Ga je de verkeerde kant op, dan heb je pech. Dan is er nauwelijks tijd of een mogelijkheid om er wat aan te doen.
Dat hoeft geen probleem te zijn als je dit format gebruikt op circuits waar teams al zoveel data van hebben. Bijvoorbeeld Barcelona. Dat ze het in Bakoe invoerden, snap ik daarom niet.
En ja, je kunt zeggen: ‘Ze rijden toch allemaal in de simulator tegenwoordig, kunnen beter dan ooit data verzamelen of zich voorbereiden’. Maar zo simpel ligt het niet, simulatorwerk biedt geen garanties of pasklare oplossingen. Het blijft aan coureurs en teams om de goede setup te vinden.
Zie daar de tegenstelling tussen de beleving vanuit een kijkersperspectief en een coureursperspectief. En onder aan de streep? Dan snap ik Max dus wel met zijn kritiek. Maar toch kies ik ervoor om het zo te houden, dat kan geen kwaad in af en toe een paar races. Een stuk of zes, zoals dit seizoen. Vaker hoeft nou ook weer niet.’