‘Als de medical car nodig is, is het gelijk een honderd meter sprint’
Sutton Images
Daan de Geus
22 juli 2018
Van vrijdag tot en met zondag is het de eerste auto die de baan op gaat. En ook donderdag, als de Formule 1-bolides nog worden opgebouwd, maakt de medical car al kilometers. Op hoge snelheid. Niet voor de lol, maar ter voorbereiding. “Bij ons is het van nul naar topsnelheid in de tijd die het je kost in je vingers te knippen.”
Het lijkt soms wel een race, als ze op donderdag allebei rondjes afdraaien, Bernd Mayländer in de safetycar en Alan van der Merwe in de medical car. Vol door de bochten en jakkerend over kerbs, onder de machinegeweer-achtige sympfonie van klaterende AMG-motoren. Net als de safetycar is de medical car een Mercedes AMG, maar dan geen coupé, maar een stationcar. Een C-Klasse 63 S Estate. “Het lijkt misschien alsof we lol trappen”, zegt Van der Merwe met een lachje: “Maar wij willen met die rondjes echt wat bereiken.”
Het gaat dan, uiteraard, niet om snelste tijden, maar het treffen van een zo goed mogelijke voorbereiding. “Ik wil dat we honderd procent op ons gemak zijn om vrij dicht bij de grens te opereren”, zegt de Zuid-Afrikaan, wiens gebruik van de woorden ‘we’ en ‘opereren’ niet toevallig is. Naast hem in de medical car zit immers dokter Ian Roberts, degene die direct spoedeisende hulp moet bieden als dat na een ongeval nodig blijkt. “Als er iets gebeurt, is er geen tijd om op gang te komen. Dan is het gelijk een honderd meter sprint. Van nul naar topsnelheid in de tijd die het je kost in je vingers te knippen.”
Snelheid is ook geboden vanwege ‘het verkeer op het circuit’. Als de medical car nodig is, wordt dat verkeer – raceauto’s – vaak aangevoerd door Mayländer in de safetycar. “Maar de safetycar is wel tien, twaalf seconden per ronde sneller. En we moeten hem bijhouden, van positie wisselen, eventueel voor hem uit rijden…”
Verder volgt de medical car het veld steevast door de eerste raceronde, indien er iets mis gaat. Dat brengt wel eens hachelijke situaties met zich mee. “In Oostenrijk werden we bijna ingehaald. Wij moesten een paar keer inhouden voor incidenten, maar Sebastian Vettel was al aan ronde twee bezig. Even dacht ik: ‘dit wordt ‘m, die keer dat Sebastian straks ineens over de radio roept wat die medical car in hemelsnaam voor hem op de baan doet’, maar het ging goed. Het scheelde denk ik tien seconden.”
Het zijn die tien seconden (idealiter meer) waar Van der Merwe op donderdag naar zoekt. De vrijdag, zaterdag en zondag draaien vooral om het checken van de systemen en gevoel van de donderdag opfrissen. “De bottom-line is dat als we niet dicht op de limiet van deze auto zitten, het veld ons inhaalt.” En, natuurlijk, Van der Merwe houdt marge. “Ik zit op 98 procent, maar onder het remmen kom ik nooit zo dichtbij de grens.” Behalve het rijden is er ook genoeg te doen. “Ik moet met de wedstrijdleiding en Ian praten, naar hem luisteren en in de spiegels kijken. Niet bijzonder allemaal, maar je doet het in the heat of the moment in een zware stationcar terwijl Formule 1-wagens je proberen in te halen. Toch een in potentie gevaarlijke situatie.”
Tot op heden is het altijd goed gegaan, al klopt Van der Merwe dat gelijk af . “Ik wil het niet jinxen”, zegt hij, ook over de zeldzame keren dat hij een kerb ‘wat harder raakte dan ideaal’ en een aantal ‘near-misses‘ met marshals. Zijn rol is een oefening in geduld en controle. “Het belangrijkste is om Ian zo snel mogelijk op de plek van een ongeval te brengen.” Zonder zelf voor meer incidenten te zorgen. “Ik wil niet die gast zijn die de medical car het grind in rijdt. Dat is echter wel wat onvermijdelijk gebeurt als je je werk niet goed doet. Wij willen dat soort silly stuff daarom altijd één stap voor zijn.”
Gerelateerd nieuws