Gene Haas heeft wat meer uitleg gegeven over het plotselinge vertrek van teambaas Günther Steiner. De Amerikaanse eigenaar van het team vindt dat de prestaties te veel te wensen overlaten. Volgens hem zou Haas niet zo laag in de rangorde moeten staan.
Het op woensdag aangekondigde vertrek van Günther Steiner, betekent dat Haas voor het eerst in haar bestaan een nieuwe teambaas zal krijgen. Steiner stond al sinds 2016 aan het roer van Haas, toen het Amerikaanse team zijn debuut maakte in de Formule 1. Maar na een serie teleurstellende seizoenen besloot eigenaar Gene Haas toch dat het team beter zonder Steiner verder kon.
“Het kwam neer op de prestaties”, verklaart Haas aan Formula1.com. “Hier staan we dan, in ons achtste seizoen, na ruim 160 races. We hebben nooit een podium behaald. De afgelopen jaren zijn we steeds negende of tiende geweest. Ik ga niet beweren dat dat allemaal aan Günther ligt, maar het voelde als het juiste moment om een verandering door te voeren. Het ziet er niet naar uit dat onze huidige aanpak nog echt gaat werken.”
“Ik mag Günther graag, hij is een aardige man”, benadrukt Haas, die al sinds 2014 met Steiner samenwerkte aan het Haas F1-project. “Maar we hadden zo’n zwaar einde van het seizoen. Dat snap ik dus echt niet. Het is een goede vraag om aan Günther te stellen: wat ging er mis? Uiteindelijk draait het om de resultaten, en ik heb geen zin meer om laatste te staan. We hebben een geweldig team, we hebben geweldige motoren, we hebben hele goede coureurs. Er is geen enkele reden waarom we tiende zouden moeten staan.”
Overleven
Sinds het dramatische seizoen van 2021 – een seizoen dat Haas opofferde om daarna sterker voor de dag te kunnen komen – lijkt het team volledig vast te zitten in de achterhoede. Het roept de vraag op hoe lang Haas nog bereid is om geld te investeren in een team dat geen vooruitgang lijkt te boeken. Maar de Amerikaan veegt deze vragen zonder aarzeling van tafel.
“Ik ben niet in de Formule 1 gestapt om het team te verkopen. Ik ben hier aan begonnen omdat ik wil racen. Günther dacht er hetzelfde over. We zitten hier niet om snel geld te verdienen, we willen racen en competitief zijn. Elk team heeft goede en slechte jaren. Overleven is daar een belangrijk onderdeel van. Zolang je kan overleven, heb je altijd een extra jaar om jezelf te bewijzen.”
Sinds 2010 zijn er vier compleet nieuwe teams toegetreden tot de Formule 1. Van die vier is Haas als enige nog overgebleven. Ook de meeste andere teams die sinds dat moment actief zijn, hebben een nieuwe eigenaar gekregen of zijn een verandering van merk ondergaan. “We zijn een van de langst overlevende teams”, stelt Haas. “Alle andere nieuwe teams gaven meteen al hun geld uit en gingen failliet. We hebben het al acht jaar volgehouden en zitten niet in een situatie waarin wij failliet gaan. Maar ik wil ook graag in staat zijn het nog tien jaar vol te houden.”
Lees ook ons interview met Ayao Komatsu, de nieuwe teambaas van Haas
Ayao Komatsu
Uiteraard reflecteert Haas ook op de vervanger van Steiner, engineer Ayao Komatsu. Net als Steiner zit Komatsu ook al sinds het begin bij het team. Door een engineer vanuit de eigen organisatie te promoveren tot teambaas, volgt Haas in de voetsporen van McLaren. De Britse renstal deed hetzelfde rond deze tijd vorig jaar met Andrea Stella en zag in de loop van 2023 een gigantische verbetering in de prestaties van het team.
“Als je mensen van buiten aantrekt, dan duurt het even voordat ze alles doorhebben”, zegt Haas daarover. “Zes maanden, een jaar misschien, en vaak vind je ze niet eens aardig. Je kan beter mensen aanstellen die je al kent. Zelfs als ze niet perfect passen, dan weet je tenminste met wie je te maken hebt.”
“Ik denk dat Günther een meer menselijk aanpak had in zijn interactie met iedereen”, vervolgt de Amerikaan. “Daar was hij erg goed in. Ayao is juist weer heel technisch. Hij benadert dingen vanuit een statistisch oogpunt. Dat is weer een hele andere aanpak. We moeten in ieder geval iets anders gaan doen, want hoe we het tot nu toe deden werkt niet. Zoals ik al zei: na acht jaar staan we laatste. Veel meer hoef ik daar niet over te zeggen.”