Vlak voor de kwalificatie loop ik Charles Zwolsman tegen het lijf. De Nederlander woont in Indianapolis. Een mooie gelegenheid voor hem om even te komen buurten.Zwolsman heeft een appartementje in Noord-Indianapolis. Hij vermaakt zich hier prima. Hij heeft inmiddels een aardige vriendenkring opgebouwd, waarmee hij dagelijks traint. Toch zal hij zich hier niet definitief vestigen. ,,Als ik dit jaar niet meer aan racen toe kom, ga ik terug naar Nederland. Ik heb daar tenslotte ook mijn vriendin wonen.” Het geduld van die vriendin begint inmiddels op te raken. ,,Ze heeft het liefst dat ik nu al naar huis kom. Je racet toch niet, zegt ze dan.”

Zwolsman maakte vorig seizoen zijn Champcar-debuut. De coureur uit Lelystad kon terugkijken op een goed seizoen. Toch lukte het hem niet om voor dit seizoen een stoeltje te bemachtigen. Na de eerste drie races stonden er wat rijderswissels gepland, waar Zwolsman zijn hoop op gevestigd had. Maar ook dat liep op niks uit. ,,De man met het geld kwam maar niet.” Hij zegt het met een lach, maar ondertussen baalt hij als een stekker. Altijd maar weer dat geld waar hij tegenaan loopt.

Als ik hem vertel dat hij op een goede dag naar Indy is gekomen, trekt hij vragend zijn wenkbrauwen op. Als ik hem vertel dat Albers met zijn manager gebroken heeft, staat zijn blik direct een stuk zonniger. Varossieau staat tenslotte bekend om het grote bedrag aan sponsorgeld dat hij voor Albers bij elkaar gesprokkeld heeft. ,,Kan jij zo niet even een goed woordje voor me doen?”, vraagt Zwolsman. ,,Ik ken Lodewijk namelijk niet zo goed.”