Het Autodromo Nazionale Monza is, na de Indianapolis Motor Speedway, het oudste racecircuit in de wereld. Vorig jaar bestond de omloop in het noorden van Italië honderd jaar, aanleiding voor onze columnist Koen Vergeer om een ode te brengen aan de hogesnelheidstempel.
Monza wordt honderd. Een eeuw! De allereerste Grand Prix van Italië wordt in 1921 verreden op een stratencircuit nabij Brescia. Drie Italiaanse Fiats worden verslagen door een Franse auto, een Ballot. Dus moet er rap een goed circuit komen, zodat de Italiaanse auto-industrie kan gaan schitteren. Op 26 februari 1922 rijden Vicenzo Lancia en Felice Nazzaro hun eerste rondjes over het Autodromo Nazionale Monza, op het circuit zoals we dat in wezen nog steeds kennen: de L-vorm door het koninklijke park en daaraan vast de supersnelle kombaan. Tien kilometer in totaal.
Op 10 september van hetzelfde jaar wint Pietro Bordino de eerste Grand Prix op Monza. Een race over tachtig ronden, 800 kilometer. Let ook even op de datum: over tradities gesproken. Inderdaad, sindsdien is Monza, op een enkele uitzondering na, begin september van de partij geweest. In de beginjaren met monsterritten van zestig ronden, of zelfs een keer van tien uur (!) over het hele circuit, dus inclusief de kombaan.
De snelheden zijn enorm, de ongelukken ook. Diverse trajectvarianten worden daarom uitgeprobeerd en chicanes te pas en te onpas ingeplant. Na 1961 besluit men wijselijk dat de kombaan te gevaarlijk is geworden. Sindsdien wordt alleen over de L-vorm geracet: Curva Grande, de twee Lesmobochten, Variante Ascari en de Parabolica, met daartussen regelmatig veranderende chicanes. Wat altijd gebleven is, is de snelheid, de magie van het koninklijke park en de uitbundigheid van de tifosi. Monza is hun heiligdom.
Oertijd
In de oertijd van de racerij zijn de auto’s loodzwaar, de motoren zeer krachtig, de remmen nagenoeg afwezig, de banden dun en de wegligging nihil. Spektakel. Maar levensgevaarlijk. Elk jaar verongelukt er op Monza wel iemand tijdens trainingen of races. In 1928 vliegt de Talbot van Emilio Materassi op start-finish van de baan, over een greppel, in het verder nauwelijks beschermde publiek: 23 doden onder wie de coureur. De race gaat door. In 1933 komen drie gerenommeerde racers op één middag om het leven op de gevaarlijke kombaan. Toch trekt het publiek elk jaar vol enthousiasme naar Monza, om na afloop, zoals te zien op deze foto uit 1936, zelf de baan op te gaan. Over tradities gesproken.
Ascari
Na de Tweede Wereldoorlog is Monza snel weer in gebruik. En Italië doet onmiddellijk mee vooraan, met Alfa Romeo en Ferrari. Ferrari heeft bovendien Italië’s nieuwe supertalent onder zijn hoede: Alberto Ascari. Op de foto de huldiging van Ascari na zijn zege in de eerste naoorlogse Grand Prix op Monza, in 1949. Met deze overwinning treedt Ascari definitief uit de schaduw van zijn beroemde vader Antonio. Ascari wordt zelfs Formule 1-wereldkampioen in een Ferrari, in 1952 en 1953. Daarna komt het tot een breuk en stapt Ascari over naar Lancia. Toch, in 1955 verongelukt Ascari in een Ferrari. Tijdens een onschuldige test op Monza, in de bocht die nu zijn naam draagt.
Monzanapolis
De oorspronkelijke kombaan op Monza was tamelijk vlak geweest. In 1955 volgt een verbouwing, waarbij de twee bochten werkelijk een steile wand worden. Formule 1-auto’s bereiken er waanzinnige snelheden. Hoger dan de Indycars op Indianapolis. Het moet maar eens tot een confrontatie komen. In 1957 en in 1958 wordt op Monza ‘de Race van de Twee Werelden’ georganiseerd. Formule 1 versus Indycars. Vijfhonderd mijl in drie heats, alleen over de kombaan. Tegen de klok in, zoals ze dat in Indianapolis gewend zijn. De Indycars winnen. Het evenement is geen succes. Vooral financieel niet. Monza moet de kathedraal van de Formule 1 blijven, waar liefst een Ferrari triomfeert.
Catastrofe
Ferrari domineert in 1961 de Formule 1. De beroemde Sharknose rijdt de concurrentie op een hoop. Op Monza valt de beslissing welke Ferrari-coureur kampioen zal worden. De flamboyante Duitse graaf Wolfgang Von Trips, of de introverte Amerikaan Phil Hill. Ferrari stuurt een hele armada naar Monza om zeker te zijn van de zege. In de tweede ronde echter komen Von Trips en Jim Clark met elkaar in botsing pal voor de Parabolica. De Ferrari vliegt oncontroleerbaar over een talud de lucht in en maait wild spinnend door de voorste rijen van het publiek. Er vallen zestien doden, onder wie Von Trips. Het is de grootste ramp uit de geschiedenis van de Formule 1.
Inhaalrace
Onder de vele onvergetelijk races valt zeker die van 1967. Lotus heeft halverwege het seizoen de Cosworth-motor achterin gekregen en lijkt niet meer te stoppen. Ook op Monza domineren Graham Hill en Jim Clark. Tot Clark een lekke band krijgt en een volle ronde achterstand oploopt. Race over, zo lijkt het. Met de superieure power begint Clark echter een fenomenale inhaalrace. Clark rijdt al snel weer in dezelfde ronde en gaat door. Ronde na ronde komt hij dichterbij. Het publiek staat op de banken. Surtees wordt ingehaald, Hill valt uit, en als Clark ook Brabham passeert, rijdt hij weer aan de leiding! Tot hij in de laatste ronde stilvalt zonder benzine.
Fotofinish
Een vaak gememoreerde Grand Prix is die van 1971. Met al die rechte stukken is Monza het perfecte circuit voor slipstreamgevechten. Met nog vijf ronden te gaan is er een kopgroep van vijf over: Ronnie Peterson, Mike Hailwood, Peter Gethin, François Cevert en Howden Ganley. Niemand wil voorop bij de Parabolica arriveren. Cevert, die bij Lemso al een beslissing wil forceren, is de pineut. Peterson springt uit zijn slipstream en schiet voorbij. Gethin echter is alert en komt op zijn beurt uit de slipstream van Peterson. Volle bak denderen de vijf op de finish af. Gethin, zijn BRM V12 over de kop jagend, wint. De eerste drie gaan binnen negen honderdste over de finish. Nooit was een finish zo close.
Tifosi
Ferrari is in 1975 weer terug waar het hoort: vooraan. Niki Lauda heeft de Scuderia weer in het juiste spoor gekregen en kan op Monza de wereldtitel pakken. De tifosi trekken massaal naar het circuit. Al jaren is het een traditie dat de fans op zondag de grote houten reclameborden beklimmen en er zitplaatsen in maken. Interessant om dit eens te vergelijken met het gedrag van de fans van vandaag. De Ferrari’s stellen niet teleur: publiekslieveling Clay Regazzoni wint de race. Lauda wordt derde en haalt zo de titel binnen. Het dak gaat eraf.
Keerpunt
Monza is berucht. Het circuit eiste in de loop der geschiedenis de levens van meer dan vijftig autocoureurs. In 1970 verongelukt Jochen Rindt op Monza. Rindt was op weg naar de titel en wordt alsnog postuum wereldkampioen. In 1978 is er meteen na de start een massacrash met tien auto’s. Chaos. Ronnie Peterson wordt door collega’s uit zijn brandende Lotus gered. Bij bewustzijn wordt hij naar het ziekenhuis overgebracht, maar daar overlijdt hij onnodig aan een embolie. Het is een keerpunt. Bernie Ecclestone stelt Sid Watkins aan om de veiligheid op en rond de circuits te verbeteren. Voortaan moeten in goed bereikbare ziekenhuizen de juiste specialisten stand-by staan.
Droom
De race in 1988 blijft voor Ferraristi een heel speciale. Het is de enige race dat jaar die niet wordt gewonnen door een McLaren. Ayrton Senna en Alain Prost verdeelden de zeges. Op Monza valt Prost uit met pech. Senna rijdt echter riant aan de leiding, tot hij zich drie ronden voor de finish verslikt in een achterblijver. Senna kan niet verder en ziet Gerhard Berger en Michele Alboreto voorbij glippen. Een emotionele dubbelzege voor Ferrari, want vier weken eerder is Enzo Ferrari overleden. De huldiging ondergaat Berger in trance. ‘Zo veel coureurs dromen ervan voor Ferrari te rijden. Ik ook. Maar pas als je op Monza wint in een Ferrari, begrijp je waarvan je gedroomd hebt.’
Salto
Er zijn in honderd jaar onnoemelijk veel crashes geweest en gelukkig liepen de meeste goed af. Fangio overleefde ternauwernood in de tweede Lesmobocht. Beroemd is ook de koprol door het gravel van de Parabolica van Derek Warwick in 1990. In het medisch centrum wordt er zelfs een steen in zijn oor gevonden, maar Warwick schudt het hoofd: ‘Die is nog van Hockenheim.’ De eerste chicane is vaak het toneel van blikschade, denk maar aan Max Verstappen en Lewis Hamilton in 2021. Misschien wel de wonderlijkste crash maakt Christian Fittipaldi in 1993 op start-finish. Terwijl de vlag gezwaaid wordt let hij niet genoeg op zijn voorganger en maakt vervolgens een perfecte salto achterover. Hij staat nog op youtube.
Tranen
De Ferrari-jaren van Schumacher zijn natuurlijk een feest voor de tifosi. Schumacher triomfeert vijfmaal in een Ferrari op Monza. De meest memorabele zege is die van 2000. Schumacher jaagt al jaren op de wereldtitel, maar opnieuw lijkt het mis te gaan. Met zijn zege op Monza, ontsierd door een massacrash in de tweede chicane waarbij een marshal om het leven komt, trekt Schumi het momentum weer naar zich toe. Monza ontploft. Tijdens de live uitgezonden persconferentie, barst Schumacher echter in tranen uit. De enorme druk is te veel geweest. In 2006 neemt Schumacher afscheid van Ferrari op een volgepakt Monza. Bij het clipje, te zien op youtube, houdt niet één Formule 1-liefhebber het droog.
Speed
Het hoofdingrediënt van Monza is altijd snelheid geweest. En snel ging het. In 1950 pakt Fangio de pole met een gemiddelde van dik 191 km/u. In 1955 scoort Fangio al een racegemiddelde van boven de 200 per uur. Gemiddelden die nergens anders worden gehaald. Zonder chicanes gaat het steeds harder. Amon pakt in 1971 pole met meer dan 250 gemiddeld. Daarna komen de chicanes. Regelmatig is Silverstone de snellere baan. In 1990 klokt Senna een rondje Monza boven de 252 gemiddeld. Montoya rijdt in 2004 ruim 262 gemiddeld; lang het snelste rondje ooit. In 2018 gaat Räikkönen harder: over de 263 gemiddeld. In 2020 rijdt Lewis Hamilton het snelste Formule 1-rondje ooit, met een gemiddelde van 264,362 km/u. Op Monza.