Vorig jaar liep ik in Monza Sebastian Vettel tegen het lijf. Niet in de paddock, maar erbuiten, bij de stalletjes met t-shirts en boeken en andere parafernalia waar de fans elkaar voor onder de voet lopen, maar waar de coureurs zich natuurlijk niet laten zien. Het zou een gekkenhuis worden.Vettel was er met een vriend, die zo te zien op zoek was naar een Ferrari-shirt. Het was er druk. Geen mens die de Duitse Toro Rosso-coureur herkende.

Precies een jaar later gaan na de finish van de Grand Prix van Italië de hekken open. Duizenden Italiaanse fans stormen het circuit op, op weg naar het podium. Een rode menigte, gewapend met vlaggen en spandoeken. Fotograaf Peter van Egmond maakte er twee jaar geleden eens een foto van. Het deed nog het mest denken aan Dante’s inferno.

Het was nu niet veel anders, alleen stond er vanmiddag geen Michael Schumacher op het podium. Er stonden zelfs helemaal geen Ferrari-coureurs. Maar Sebastian Vettel stond er wel. Door het raam zag ik hoe dolblij hij was met zijn overwinning. En het publiek vond het fantastisch. Een Duitse coureur en een Italiaans team. Alleen het was geen Schumacher maar Vettel, en het was geen Ferrari maar Scuderia Toro Rosso.

Toen Toro Rosso nog Minardi heette deed het 21 jaar lang voor spek en bonen mee. Nooit een podium, laat staan een overwinning. Het zijn grotendeels nog dezelfde mensen die er werken. Naast mij stond Fabiana, de persdame van Toro Rosso die ik nog ken van Minardi. Fabiana is ongeveer anderhalve meter lang en werd bijna platgeknuffeld door iedereen die voorbij kwam. Ze keek naar Vettel. Haar Vettel, die volgend jaar naar Red Bull gaat. Ik kneep haar even in haar arm en ze lachte.

Toro Rosso zal misschien nooit meer een race winnen, maar het voormalige Minardi-personeel heeft er dankzij Vettel aan kunnen proeven. ,,Deze mensen kunnen vanavond gaan slapen in de wetenschap dat ze winnaars zijn”, sprak Vettel. Naast mij slikte Fabiana haar tranen weg.

MB