Sauber zit dit jaar in een groepje dat verder uit Renault en Manor bestaat. Die twee teams wist het te kloppen. Het Amerikaanse Haas bleek in Canada net te sterk.
En punten zaten er dus sowieso niet in, want het ging tussen Sauber, Renault en Manor om de vijftiende plek. Die claimde Sauber-coureur Marcus Ericsson, terwijl zijn teamgenoot Felipe Nasr achttiende werd, met een Renault en een Manor er tussenin.
“Voor mij was het van start tot finish een goede race”, vertelt Ericsson. “Dat we op de ultrasofts begonnen, was echter niet ideaal”, zegt hij wat de strategie betreft. “We kwamen er grip op te kort en het was ook de reden om ons oorspronkelijke plan voor een éénstopper om te gooien en voor twee stops te gaan.”
“Gedurende de volgende twee stints, op de normale zachte banden, ging het echter lekker. Ik wist Kevin Magnussen en Pascal Wehrlein te passeren en kwam ook nog dicht in de buurt van de Haas-jongens. Al met al was het dus een prima wedstrijd”, meent de Zweed, die van teambaas Monisha Kaltenborn een compliment krijgt voor zijn optreden.

Na de touché met Magnussen reed Nasr een verloren race.
Nasr
Diezelfde Kaltenborn weet dat het voor Nasr juist een lastig verhaal was na een aanvaring met Renault-coureur Magnussen in de eerste ronde. Nasr zelf beaamt dat en is niet happy met de Deen: “Mijn start was prima, maar in bocht drie werd ik ineens van achter geraakt. Erg ongelukkig en bovendien onnodig”, moppert hij.
Nasr zette daarna uiteraard zijn beste beentje voor, maar verder dan de achttiende plek kwam hij niet meer. “Jammer, maar zo gaat het soms in de autosport”, relativeert hij na een race die hij ’teleurstellend’ noemt.