In de rubriek ‘het startnummer’ pakt FORMULE 1 voor elke dag van de maand april het bijbehorende startnummer erbij. Aan de hand daarvan staan we stil bij de historie van het nummer, een grote naam die ermee reed, of juist een grote onbekende. In deel vijf de coureur met de bijnaam ‘Red Five’, Nigel Mansell.
Michael Schumacher. Sebastian Vettel. Nelson Piquet. Fernando Alonso. Mario Andretti. Ze wonnen races, titels en maakten geschiedenis met het nummer 5 op hun auto, maar het hoort slechts één coureur echt toe: Nigel ‘
Red Five‘ Mansell. Zes jaar stond het bij Williams op zijn auto. Eerst van 1985 tot en met 1988 en vervolgens weer in ’91 en ’92. Waar hij tussendoor tijdens een dienstverband bij Ferrari door de tifosi liefkozend ‘
Il Leone‘ werd genoemd vanwege zijn leeuwenhart, symboliseerde de bij Williams verdiende bijnaam
Red Five zijn strijdlust, passie en verbetenheid net zozeer.
Mansell jaagt, uiteindelijk tevergeefs, op Senna in Monaco.
Het paste hem,
Red Five. Alsof het een codenaam was voor een straaljagerpiloot die voor het Verenigd Koninkrijk vocht, met Mansell in die jaren ook de grootste Britse sterkhouder onder de coureurs. Toch was de liefde voor ‘
Our Nige‘, zoals hij wel in de pers werd genoemd, niet onvoorwaardelijk. Behalve een knokker, was Mansell soms ook een zeur. Blessures, pech, onenigheid met het team: Mansell had vaak wat te mopperen. Ondanks zijn lef en iconische snor werd hij ook wel als zeurkous weggezet. Maar wat kon hij ondanks zijn klachten toch sterk rijden, en knokken.
Legendarisch zijn de beelden van Mansell die in 1987 twee ronden voor het eind op Silverstone Williams-teamgenoot Nelson Piquet verschalkte, won en vervolgens zonder benzine stilvallend het publiek in vervoering bracht. En van hoe hij 1991 in Spanje Ayrton Senna passeerde na een duel waar de vonken vanaf spatten, en diezelfde Senna in ’92 in Monaco ronde-na-ronde vol onder druk zette. In dat laatste geval zonder succes, maar het leverde ooit in een terugblik een treffend bijschrift op in FORMULE 1: ‘
Red Five op oorlogspad’. Als Mansell eraan kwam, wist je dat er wat ging gebeuren.
Door een klapband in de slotrace verloor Mansell in ’86 een zeker lijkende titel.
En dat klagen, daar had Mansell soms zeker reden toe. Zo verloor hij een zeker lijkende eerste titel in 1986 door een klapband in Adelaide. Een jaar later betekende een overschot aan technische pech dat teamgenoot Piquet kampioen werd, ondanks dat Mansell zes races won en de Braziliaan maar drie. Betrouwbaarheidsproblemen waren er in zijn Ferrari-jaren ook te over. Terug bij Williams, met de
Red Five weer op zijn auto, begon het echter weer te lopen. In ’91 waren Senna en McLaren nog te sterk, maar in 1992 was Mansell dominant. Met twaalf poles en negen zeges, was hij na elf races al kampioen.
Mansell ging daarop naar Amerika, waar hij met een grote rode 5 op zijn bolide van Newman Haas gelijk Indycar-kampioen werd – met vijf overwinningen. Een minder 1994 volgde, gecombineerd met een gedeeltelijk terugkeer bij Williams. Samen met David Coulthard verving hij de verongelukte Senna. Mansell won zijn laatste race voor het team, uitgerekend in Adelaide, met het nummer 2 voorop – roodgekleurd, dat dan weer wel. Een mislukt avontuur met McLaren in 1995 kan beter vergeten worden. De zeker voor veel Britten mooiste herinneringen aan Mansell zijn toch die van
Red Five.
Lees hier alle delen van het Startnummer terug!
Met een tweede plek in Hongarije was Mansell in 1992 al na elf races kampioen.