2010 had het jaar van de glorieuze comeback moeten worden voor Michael Schumacher, in zijn vorige Formule 1-leven zevenvoudig wereldkampioen. Oké, er mogen de nodige spreekwoordelijke kilometers op Schumacher zitten – hij is inmiddels 41 – maar de rest van zijn cijfers spreken nog voor zich: 91 zeges voor Benetton en Ferrari, 68 polepositions, 76 snelste ronden. Hij is dé coureur van zijn generatie. Tijdens zijn driejarige afwezigheid heeft een andere generatie echter de macht gegrepen, en de hereniging met oude bekende Ross Brawn en jeugdliefde Mercedes werpt medio 2010 ook nog niet echt vruchten af. 2010 is Mercedes’ eerste jaar sinds de overname van kampioenschapsteam Brawn GP, maar die formatie is gedurende 2009 ondanks het sportieve succes vanwege geldgebrek uitgekleed. Mercedes rest dus de wederopbouw, waarin succes het eerste jaar – met de weinig spectaculaire W01-bolide – simpelweg te vroeg komt. Het beste resultaat tot aan Hongarije? Drie derde plaatsen. En die zijn alle drie behaald door Nico Rosberg, de zestien jaar jongere Duitser die zijn landgenoot in de eerste seizoenshelft op elk vlak eronder heeft.
Millimeters van de muur
Dus ja, er speelt misschien wat frustratie mee bij Schumacher, als hij in ronde 64 van de 70 de Williams van zijn voormalige Ferrari-secondant Rubens Barrichello groter-en-groter ziet worden. De Braziliaan gaat ervoor, maar Schumacher slaat zijn aanval in bocht één hardhandig af. Dan maar een ronde later, denkt Barrichello, zeker als Schumacher opkomen rechte stuk glibbert en glijdt op versleten banden. Barrichello ziet zijn kans schoon. De binnenste lijn, daarmee moet het lukken. Schumacher sluit de deur, maar er is nog ruimte. Barrichello zet door – maar Schumacher óók. Met meer dan driehonderd per uur op de teller duwt hij Barrichello centimeter-voor-centimer, meter-bij-meter richting de pitsmuur, tot er nog maar millimeters over zijn. Barrichello piept er tussendoor. Nog nét.(tekst loopt door onder de foto) “Zwarte vlag! Zwarte vlag! Dat was enorm gevaarlijk!”, beklaagt Barrichello zich over de radio. Vijf ronden later, inmiddels puntloos als elfde binnengekomen, is Schumacher zich echter geen kwaad bewust. “We raakten elkaar toch niet? Dan is er dus genoeg ruimte”, redeneert hij. En die kritiek van Barrichello? “Ach, verschillende coureurs zien dingen altijd anders, en dan heb je Rubens nog…” “Ik geef geen cadeautjes”, stelt Schumacher. “Dat weet iedereen. Als je me wil inhalen, moet je ervoor vechten.” En bovendien: “Ik gaf met mijn actie al vroeg aan dat ik de binnenkant niet zou prijsgeven. Hij had meer snelheid, dus dan had hij toch ook buitenom kunnen gaan?” Het mag duidelijk zijn dat Schumacher niet bepaald onder de indruk is van Barrichello’s klachten – of van Barrichello.