Amerika is het land van de onbegrensde mogelijkheden en ambities. Twee Nederlandse coureurs hopen daar een graantje van mee te pikken: Robert Doornbos en Junior Strous zetten in op een glorieuze carrière in de Amerikaanse racerij.Doornbos is geen onbekende in de Verenigde Staten. In 2007 deed hij voor het Minardi-team van Paul Stoddart mee in de ChampCar World Series en bleef niet zonder succes. Doornbos eindigde als derde in het kampioenschap en werd uitgeroepen tot beste debutant van het jaar. Dat succes smaakte naar meer.

Het lukte de Rotterdammer om voor 2009 een stoeltje in de Indy Racing League (IRL) te bemachtigen. In deze klasse, die is voortgekomen uit een fusie tussen de ChampCar en Indycar, gaat Doornbos met het gerenommeerde team Newman/Haas/Lanigan proberen opnieuw hoge ogen te gooien.

Eerste kennismaking

In de eerste race, op 5 april in St. Peterburg in Florida, lukte dat nog niet. Doornbos moest starten van een dertiende plaats en finishte uiteindelijk als elfde. Een botsing met voormalig Indy 500-winnaar Dan Wheldon bezorgde hem een kromme wishbone. ,,Toen Wheldon de achterkant van mijn auto raakte, steeg de auto op en vloog een stukje door de lucht”, vertelt Doornbos na afloop van zijn debuutrace. ,,Ik moet mijn monteurs bedanken dat ze me toch nog op de baan hebben gekregen.”

Het ging Junior Strous datzelfde weekend een stuk beter af. De 22-jarige coureur rijdt in het Indy Lights-kampioenschap, het voorprogramma van de IRL. In St. Petersburg wist Strous prompt de eerste twee races te winnen: een spectaculair debuut. ,,Ongelooflijk”, beaamt Strous. ,,Dit had natuurlijk niemand verwacht. Ik ben nu al riant leider in het kampioenschap en ik heb een visitekaart van twee bij twee meter afgegeven aan de mensen van de Indycar.”

Ook Strous is niet nieuw in Amerika. De 22-jarige coureur reed in zijn tienerjaren in het Formule Renault winterkampioenschap in Amerika en greep er de titel in 2004. De afgelopen twee seizoenen zette Strous zijn carrière voort in het Toyota Atlantic-kampioenschap, het voorprogramma van wat toen nog Indycar heette.

Een gebroken pols en financiële problemen van zijn team zorgden er echter voor dat Strous niet tot grote successen kwam. Toch bleven zijn prestaties niet onopgemerkt, want vorig jaar mocht de coureur uit Wassenaar de zogeheten Gilles Villeneuve Award in ontvangst nemen. Deze Atlantic Award wordt toegekend aan de coureur die gedurende het seizoen ‘bijzondere kwaliteiten’ heeft getoond.

Door de award stond Strous even in de schijnwerpers en trok hij de aandacht van het ASR-NELAN Indy-team, waar hij uiteindelijk een contract voor het Indy Lights-kampioenschap in de wacht sleepte.

Racen op een oval

Voor zowel Doornbos als Strous geldt dat zij dit seizoen voor het eerst op een oval gaan racen. Een compleet nieuw avontuur voor de Nederlanders, die gewend zijn aan circuits. Eind februari konden de coureurs bij een gezamenlijke test in Miami kennismaken met het rijden op een oval.

Doornbos: ,,Ik was blij dat het eindelijk ging gebeuren, maar op het circuit werd ik door mijn team wel een beetje bang gemaakt. Iedereen had het de hele tijd over de risico’s en dat ik het tijdens de test maar rustig aan moest doen. De eerste vijf rondjes dacht ik echt: ‘wat doe ik hier?’Serieus, ik zat keihard in mijn stuur te knijpen, had er witte knokkels van. Bij de tweede sessie ging ik volgas en toen was ik wel even trots op mezelf.”

Ook Strous ervoer de oval als enorm spannend. ,,Ik kan het niet anders omschrijven dan een combinatie tussen een computerspelletje en Romeins wagenrennen”, lacht Strous. ,,Ik kreeg van tevoren allerlei verschillende verhalen van mensen te horen. De één zei dat het wel mee zou vallen, de ander vond het levensgevaarlijk. Het enge is dat je in het begin totaal niet weet waar de grens ligt, bovendien verandert het gedrag van de auto elke ronde weer. Daarom duurt het even voordat je volgas kunt gaan. Vergeet niet: de IRL-auto’s gaan maar zo’n 20 km/h harder dan onze auto’s. Wij gaan volgas met 330 km/h over de baan.”

De wondere wereld die Amerika heet

In Amerika is de weg naar roem zo bewandeld, ook in de racerij. Arie Luyendijk senior wist twee keer de fameuze Indy 500-race te winnen en was in één klap een grote ster. Luyendijk heeft inmiddels de middelbare leeftijd bereikt en racet niet meer, maar de Amerikanen zijn hem nog niet vergeten. Succes wordt gewaardeerd.

Dat weten Doornbos en Strous ook en dat is één van de aspecten die hen aantrekt in de Amerikaanse racerij. ,,In Amerika kun je nog geld verdienen met racen en wordt het succes je oprecht gegund. Dat is in Europa wel anders”, legt Strous uit. ,,Ik wil niet betalen om te kunnen racen, ik wil gevraagd worden, omdat men mij goed vindt. En zo hoort het ook te zijn. In Amerika zijn rijders nog goed marketinggereedschap voor de teams. Zij begeleiden je en laten je niet zomaar vallen als er een rijder voorbijkomt met meer geld op zak.”

Dat in Amerika alles net een beetje ‘over the top’ is, vindt Strous juist prachtig. ,,Ik ben wel een showmannetje. In Amerika juichen ze je toe als je gewonnen hebt, dan klim ik in de hekken en gooi ik bijvoorbeeld mijn handschoenen in het publiek. Prachtig vinden ze dat. Toen ik het Nederlands Formule Renault-kampioenschap won en van blijdschap een donut maakte, mocht ik me meteen melden bij de wedstrijdleiding in Zandvoort. Ongelooflijk”, aldus Strous.

Melk

Succes in de Amerikaanse racerij komt neer op die ene race: de Indy 500. Doornbos en Strous dromen er dan ook van om ooit in de voetsporen van Arie Luyendijk te kunnen treden. Doornbos mag dit jaar voor het eerst een poging wagen en wordt door niemand minder dan Luyendijk zelf begeleid.

Voor Doornbos is de Indy 500 zonder meer het hoogtepunt van het jaar. ,,Dat is natuurlijk zo’n gaaf evenement. Een mijlpaal in mijn carrière. Je kunt je niet voorstellen wat er daar gebeurt; alleen op de tribune zitten al 300.000 mensen naar je te kijken.” Heeft hij er stiekem al over gedroomd? Doorbos: ,,Jazeker. Ook over die melk.” (De winnaar krijgt traditioneel na de finish een fles melk aangereikt – red.)