Jarno Trulli denkt dat pay-drivers de moeite die ze opleveren niet waard zijn voor Formule 1-team. De Lotus/Caterham-coureur denkt dat teams met ambitie dit soort rijders links moeten laten liggen.

 

Blind voor de realiteit is Trulli niet, maar in het Italiaanse La Repubblica benadrukt hij dat coureurs die door hun sponsorgeld in de Formule 1 zijn gekomen van weinig toegevoegde waarde zijn: “Sommige teams zijn klein en financieel armlastig, dus ze kunnen niet anders dan hun stoeltjes verkopen. Dat is een beslissing die je uit financiële overwegingen neemt, maar in mijn ogen is het de moeite niet waard.”

 

“Kijk bijvoorbeeld maar naar wat er bij Renault is gebeurd”, oppert de Italiaan. “Eerst hadden ze Robert Kubica, een goede coureur die het meeste uit de auto wist te halen en het team competitief wist te maken. Toen Robert wegviel, was de rol van Renault uitgespeeld: Vitaly Petrov kon het team niet leiden en Bruno Senna was niet goed genoeg, terwijl de ervaren Nick Heidfeld in een half jaar tijd bijna net zoveel punten wist te scoren als Petrov in een volledig seizoen.”

 

Volgens Trulli is het seizoen van Renault een wijze les voor andere renstallen en is het ook voor het management van Renault zelf inmiddels duidelijk dat pay-drivers maar weinig soelaas bieden: “Ze proberen de boel daar ook recht te trekken door volgend jaar met Kimi Räikkönen en Romain Grosjean aan te treden. Kimi is uiteraard geen rookie, en Romain heeft in alle opstapklassen gewonnen.”

 

“Voor teams is het vandaag de dag een strijd om te overleven en de keuze voor een betalende coureur is daarom soms noodzaak, maar het lijkt me wel duidelijk dat dit voor een ambitieuze renstal niet de manier is om daadwerkelijk succes te boeken. Het werkt zelfs eerder averechts.”

 

Trulli denkt verder dat pay-drivers minder gemotiveerd zijn dan rijders die het op basis van hun talent moeten redden: “Ze zijn het niet gewend om het moeilijk te hebben en zijn minder vastbesloten. Coureurs die het zonder geld moeten stellen, zijn daarentegen verplicht om te winnen, omdat ze door geldgebrek doorgaans geen tweede kans krijgen om iets te proberen.”

 

“Ik weet zelf nog heel goed hoe dit ging”, vertelt de veteraan. “Toen ik nog aan het karten was, kwam mijn vader een keer naar mij toe met een zeer serieuze blik op zijn gezicht. Hij vertelde me dat we een chassis, een motor en vier banden hadden, maar deze race mijn laatste kans was, omdat we geen geld hadden om daarna nog verder te gaan.” 

“Ik moest dus absoluut winnen. Dat lukte, en kwam doordat het mijn laatste mogelijkheid was. Met dat als motivatie had ik die race namelijk onder alle mogelijke omstandigheden gewonnen, want ik kon niet anders. Dat ik mijn carrière wist voort te zetten, komt door die overwinning.”