In het AD van 7 juli trof ik in het kader van de Tour de France een column aan van ex-Tour-wielrenner Thijs Zonneveld. Daarin gaat hij in op de manier, waarop de inmiddels even beruchte als beroemde topsrinter Mark Cavendish door de jury wordt aangepakt – lees: in de watten wordt gelegd. Cavendish lijkt er namelijk een gewoonte van te maken om tijdens de sprint geen ‘gaten’ in het peloton te zoeken maar die zonodig zelf fysiek te máken. De jury vervult in de wielrennerij exact dezelfde functie als de Stewards of the Meeting in de Formule 1. En net als in de autosport zijn het lang niet altijd (zelfs meestal niet) mensen uit de praktijk. Maar lees even mee!
‘Maar het allerergste zijn de juryleden. Ze delen tijdstraffen uit als een renner te lang achter een auto stayert na materiaalpech, ze strooien met boetes als iemand pist op de verkeerde plek of een reepje aanneemt in de laatste kilometers – maar als Cavendish een collega van de fiets kogelt doen ze alsof hun neus bloedt. Net als vorig jaar (toen hij een Nederlander tijdens de sprint uit de Tour ramde, HWH). Net als altijd eigenlijk. Het signaal ndat ze ermee afgeven: iedereen is vogelvrij. Doe maar wat je wilt. …’
Ten eerste blijkt hieruit dat iedereen zich kapot ergert aan dit soort instituten, maar dat niemend in staat lijkt om daar wat aan te doen. Ten tweede wordt duidelijk dat er in beide sporten niet alleen onoordeelkundig maar vaak ook inconsequent en onrechtvaardig wordt geoordeeld (en veroordeeld). Wij hebben dat in de Formule 1 jarenlang meegemaakt met Ferrari en Schumacher – en nu dan met Red Bull en Vettel. Voorbeelden te over.
Mag ik het anders formuleren? Ik ben doodmoe van alle unsafe releases, investigations en andere kijkgenotverpestende flauwekul. Op de een of andere manier is op dit gebied de macht geheel in verkeerde handen gekomen. Bijna iedereen wil dat dit anders wordt geregeld. Maar wie gaat de kat de bel aanbinden?