Henk Wagenaar Hummelinck
26 februari 2016
De F1-bobo’s van deze wereld zitten nu al zo lang oeverloos te kijven over hoe 2017 eruit moet komen te zien, dat het me niet zou verbazen als de hele santekraam minimaal één jaar zal worden opgeschoven.
Een beetje belachelijk allemaal, zoals iedereen uitsluitend voor zijn eigen belangen gaat. Als Jean Todt niet spoedig de gespreksleiding stevig in handen neemt, dan voorspel ik dat er vooralsnog helemaal niets – of anders in elk geval heel weinig – opwindends gebeurt.
Eigenlijk verlang ik terug naar de tijden van Max Mosley. Hij was dan wel niet helemaal van onbesproken gedrag en zo, maar zijn wil was wet. Bovendien wist hij van de hoed en de rand. Je moet tegenwoordig echt een grote mond kunnen opzetten – én kennis van zaken hebben – om al die belanghebbers binnen de F1-wereld in het gareel te houden.
En dan ineens, als een bliksem bij heldere hemel, wordt bekend gemaakt dat de kwalificatie ingrijpend op de schop zal gaan – volgens sommige berichten al in Australië, als op 4 maart de handtekeningen gezet kunnen worden!
Normaalgesproken ben ik de eerste om vernieuwingen binnen de Formule 1 toe te juichen – beter of niet, het is altijd spannend en wij journalisten hebben dan weer iets om over te schrijven. Maar ditmaal ben ik vooral verbáásd. Dit zou namelijk betekenen dat iedereen het met elkaar eens is: binnen de Formule 1 een regelrecht unicum. Hoewel – iedereen … De enige club die nog bedenkingen heeft, is die van de coureurs maar hen is kennelijk niets gevraagd.
Een vraagje. Is er wel goed nagedacht over de vele consequenties van deze grote stap? Coureurs worden genoodzaakt om – mits snel genoeg, de volle drie sessies (in totaal 45 minuten) in actie te komen. Dat geldt dus ook voor hun auto’s. En hun motoren. En hun banden. Hoe voorkomen we dat er geen shorttrack-tonelen ontstaan, met op de baan een mix van coureurs die tot het gaatje gaan en coureurs die – na uitschakeling – al uitbollend naar de pits terug hobbelen? De ernst van een ongeluk is vrijwel recht evenredig met het snelheidsverschil. Dus waarom proberen we dit niet eerst een paar keer uit, bijvoorbeeld in de GP2? Ik wil het niet dramatischer maken dan nodig is, maar die botsing tussen Villeneuve en Mass (Grand Prix van België, 1982) staat me voor eeuwig op het netvlies gegrift.
En ook al zal het zometeen allemaal goed gaan, dan nóg denk ik dat de goegemeente een kans voorbij laat gaan om het allemaal wat meer gewicht te geven. Eigenlijk is het een ABC’tje. Als je wil dat mensen goed presteren, moet je hen evenredig belonen.
Waar gaat het om? Ik denk dat de inzet en de risico’s niet opwegen tegen de relatief schamele beloning van een goede startplaats. Wat gebeurt er dan? Dan zullen teams op bepaalde circuits (anders dan Monaco en de Hungaroring) gaan zitten rekenen, of het niet verstandiger is om op zijn elf-en-dertigst rond te rijden en maar te zien waar het schip strandt. De oplossing voor dit probleem is simpel: verhoog de beloning. Maak het voor de coureurs de moeite waard. Hoe?
Vroeger – en dan praat ik over de periode 1950-1960 waarin een overwinning nog acht of negen punten opleverde, kreeg een coureur één extra WK-punt voor het rijden van de snelste raceronde. Daar werd altijd hard om gestreden, en heus niet alleen maar door pechvogels die in de race niets meer te verliezen hadden.
Een voorbeeldje. In 1958 dacht Stirling Moss, op kop liggend in de Grand Prix van Portugal dat hij de snelste ronde had gereden. Hij las namelijk op zijn pitbord REC (record), terwijl er REG (regular = gewoon doorgaan) stond. Dat had hij dus niet. Mooi dat hij aan het eind van het seizoen dat ene puntje te kort kwam om wereldkampioen te worden!
Tegenwoordig is het rijden van de snelste ronde een pure loterij – met dank aan de huidige bandenpolitiek met verschillende compounds. Niks mis mee, maar toch.
Laten we de snelste kwalificeerders belonen met bijvoorbeeld 3-2-1 WK-punten. Tegenwoordig zijn die WK-punten ten opzichte van toen met 300% gedevalueerd, dus één punt toen is gelijk aan drie punten nu. Dat biedt tevens ruimte om ook de nummers twee en drie een beloning te gunnen.
Wat bereik je daarmee? Voor de middenmoters maakt het allemaal niet zoveel uit, maar dat was vroeger ook al zo. Maar op deze manier zouden de echte toppers, dus de kanshebbers op het kampioenschap, worden gedwongen om al op zaterdag volledig ‘los’ te gaan. Ik zou het ook niet meer dan terecht vinden: om de snelste man van zaterdag te zijn moet je als coureur over bepaalde kwaliteiten beschikken. Maar er komt méér voor kijken om daarna op de zondag ook nog eens de race te winnen. zijn. Daarvoor zijn weer andere kwaliteiten nodig. Daarmee kan je 25 punten verdienen. Dan zijn die drie puntjes toch niet meer dan redelijk?
Gerelateerd nieuws
Column Robin Frijns: ‘Verstappen kan zó meedoen aan Le Mans, maar ook de snelste zijn?’
15 juni 2024 12:01 - Column